MIRJAM GROEN TEKSTPRODUCTIES
  • Home
  • Blog
  • Werk
  • Over Mirjam
  • Home
  • Blog
  • Werk
  • Over Mirjam
Search by typing & pressing enter

YOUR CART

B L O G

22/10/2014 1 Comment

London Loves

Foto
"Why, Sir, you find no man, at all intellectual, who is willing to leave London. No, Sir, when a man is tired of London, he is tired of life; for there is in London all that life can afford."
— Samuel Johnson (1777)

In de zomer van 1992 was ik voor het eerst in Londen. Samen met vier vriendinnen bezochten we twee concerten van onze idolen Wet Wet Wet in Wembley Arena. Ik was 17 jaar oud en we sliepen in een hostel in Holland Park. Ik weet nog dat ik in één klap gegrepen werd door de Britse hoofdstad. De immense grandeur van brede straten als Regent Street en Fleet Street, waar rode dubbeldekkerbussen langzaam doorheen slingerden; de elegante town houses aan statige pleinen; de pittoreske Victoriaanse parken, het bruisende Piccadilly Circus; de enorme winkels in Oxford Street – het maakte allemaal diepe indruk op me. De grootsheid van de stad was indrukwekkend, zowel in uiterlijk als in cultuurhistorisch opzicht.


Het voelde alsof ik thuiskwam in een stad waar ik nooit eerder was geweest.

Twee jaar later had ik er al een jaar als student aan de Universiteit van Utrecht opzitten. Het was een weinig succesvol jaar, want ik had eigenlijk nog helemaal geen zin om te studeren en sprokkelde met moeite twintig studiepunten bij elkaar (nog niet de helft van de vereiste hoeveelheid). De keuze om een jaar als au pair naar Londen te verhuizen was dan ook snel gemaakt.

Misselijk van de zenuwen stapte ik in september 1994 op het vliegtuig naar Heathrow. Het internet, email en Skype bestonden nog (net) niet, dus ik had geen idee wie ik aan de andere kant van de vliegreis zou aantreffen. Het enige wat ik wist is dat ik een jaar in Londen zou kunnen wonen en dat was genoeg. De mensen met wie ik het daaropvolgende jaar zou doorbrengen (een alleenstaande moeder met een dochter van acht) bleken ontzetten lief en ik maakte al snel vrienden.

Mijn jaar in Londen bestond voornamelijk uit het zo gulzig mogelijk opslurpen van alles wat de stad te bieden had: cultuur, bezienswaardigheden, winkels, cider, clubs, pubs en concertzalen. Britpop en acid jazz beleefden hun hoogtijdagen, de pond was nog goedkoop, ik was jong en wilde wat. En dus ging ik tot diep in de nacht dansen in de Marquee op Charing Cross Road en in de Raw Club even verderop. En daarna een uur in de nachtbus terug naar Chiswick, een lommerrijke buitenwijk ten zuidwesten van de stad. Ik ging naar de pub met uitzicht op de Thames in Richmond, ging kriskras door de stad met de Victoria, Bakerloo en Central Line, zag de voorloper van Kula Shaker in een pub in Camden en Blur in Mile End Stadium. Ik shopte me een ongeluk bij Topshop, Tower Records en HMW en was steeds net op tijd terug om Lucy in haar schattige uniformpje op te halen van school. De beleefdheid van de Engelsen, die – hoe druk en hectisch het ook is – altijd de deur voor je open houden en ruimte maken voor je op straat, paste me als een warme jas. 

Mijn lever heeft er wel onder geleden, maar dat mocht de pret niet drukken.

Na dat jaar, waarbij ik met pijn in mijn hart terugkeerde naar Nederland omdat ik het lef niet had mijn mogelijkheden in Londen te onderzoeken, greep ik elke mogelijkheid aan de stad weer te bezoeken. Gelukkig woonde een van mijn beste vriendinnen er inmiddels en had ik op een gegeven moment een Brits vriendje wiens ouders er woonden. Toch, tot een huwelijk met de stad is het nooit gekomen. Londen is altijd een verre, maar trouwe geliefde gebleven.

Door de jaren heen werd Londen steeds duurder en ik steeds meer gesetteld in Amsterdam. Toch probeer ik er nog elk jaar naartoe te gaan. En elke keer als ik weer het station uitkom en voor het eerst weer op een Londense straat sta, ben ik weer even thuis. Ik ben weer in de stad die me zoveel heeft gegeven, waar elke buurt en elk metrostation weer een andere herinnering oproept.

Natuurlijk, Londen is ook een oude stinkstad waar je veel te lang onderweg bent van A naar B, waar je zwart snot snuit van de uitlaatgassen, waar je inmiddels veel geld moet uitgeven om überhaupt te overleven.

Maar het is wel míjn oude stinkstad. 

1 Comment

9/10/2014 0 Comments

HET HEMELSE STEMGELUID VAN HOZIER

Foto
Andrew Hozier-Byrne maakte met ‘Take Me To Church’ een van de meest indrukwekkende nummers van de afgelopen jaren. De 24-jarige Ier schreef het na de breuk met zijn eerste grote liefde. Hij haalde inspiratie uit een 17e-eeuws gedicht (getiteld ‘Chorus Sacerdotum’) over de zondige mens en zijn relatie tot God. 

Naast een beklemmend liefdeslied over de totale overgave aan een onbarmhartige meerdere is ‘Take Me To Church’ tevens een gloedvolle, vlijmscherpe aanklacht tegen de katholieke kerk.

“Take me to Church
I’ll worship like a dog at the shrine of your lies
I’ll tell you my sins so you can sharpen your knife
Offer me that deathless death
Good God, let me give you my life”

Hozier zingt deze woorden met zoveel bijtende zeggingskracht dat de rillingen je over de rug lopen. De bijbehorende videoclip (zie onder) boort nog een extra betekenislaag aan, want die refereert expliciet aan de homohaat in Rusland, en toont een angstaanjagend verhaal over een jongen die het slachtoffer wordt van een woedende horde hooligans. 

En dan dat “Amen” aan het einde van de brug. Het komt echt vanuit zijn tenen. Weer rillingen.

“The song, to me, is about what it is to be a human, what it is to love someone as a human being, and organizations that would undermine that”, zo vertelde Hozier in een interview met Fuse TV afgelopen zomer.

De emotionele impact van ‘Take Me To Church’ was groot, met als gevolg een uitverkochte clubtour door de VS, optredens bij televisie-grootheden als David Letterman en Ellen DeGeneres en meer dan dertien miljoen views op YouTube (plus een uit meer dan 10.000 comments bestaande discussie over religie en tolerantie). 

Maar Hozier is veel meer dan alleen die ene voltreffer. Afgelopen vrijdag kwam zijn titelloze debuutalbum uit, dat lang niet zo zwaarmoedig is als je zou denken aan de hand van die ene hit. Zijn muziek is doorspekt met blues, folk en gospel (met dank aan inspiratiebronnen als Tom Waits, Nina Simone, Van Morrison en John Lee Hooker) en klinkt soms uitbundig en dynamisch (zoals in het Living Colour-esque ‘Jackie and Wilson’ of het vrolijke 'Someone New'), dan weer klein en kwetsbaar (‘Like Real People Do’) of slepend en broeierig (‘Work Song’).

Een van de hoogtepunten op het album is ‘In A Week’, een duet (met zangeres Karen Cowley) over twee geliefden die fantaseren over een gezamenlijke dood en vrij expliciet vertellen over wat er dan met hun lichamen gebeurt, hoe ze worden aangetast en opgevreten:

“They’d find us in a week
When the weather gets hot
After the insects have made their claim
After the foxes have known our taste
I’d be home with you”

De nogal duistere en lugubere tekst wordt verrassend genoeg omlijst door een lieflijk liedje waarin de wonderschone stemmen van Hozier en Cowley als rookpluimen om elkaar heen kringelen.

Sowieso gaat het vaak over de dood op dit album, zo refereert Hozier in maar liefst drie nummers aan begraven of opgegraven worden. Ook religie komt vaker terug. Het zijn grote onderwerpen, maar wel passend bij de blues en de Ierse schrijver James Joyce, een andere belangrijke inspiratiebron.

De verbindende factor op het album is uiteraard Andrew Hozier’s stem, helder als een klok en vol overtuigingskracht. Het is een stem die zowel kan liefkozen en ontroeren als beledigen en enthousiasmeren, maar die tegelijkertijd een melancholische grondtoon bezit die zelfs in de speelsere, lichtere nummers doorklinkt.

Als vijftienjarige leerde Hozier al hoe hij zijn stem met volle kracht moest inzetten, toen hij als frontman van een achtkoppige bluesband boven de instrumenten moest zien uit te komen. Alsof hij een wapen hanteerde, zo omschreef hij het een aantal maanden geleden aan The Guardian: “When I first started to sing I just swung at it with an axe”.

Wat ongetwijfeld ook heeft bijgedragen aan de kracht van zijn stem, is dat hij van 2009 tot 2012 deel uitmaakte van het Keltische koor Anúna. Het zingen in zo’n koor vereist immers een andere techniek en articulatie dan het vertolken van popsongs.

Door zijn onderwerpkeuze en de intense manier waarop hij zingt, lijkt Hozier zijn nummers haast te prediken, nog eens extra kracht bijgezet door het ijle engelengezang dat hem meermaals begeleidt op het album. Hij predikt liefde en verdraagzaamheid, met een onweerstaanbare mengeling van overtuigingskracht en kwetsbaarheid. En dan lijkt hij met zijn bedachtzame voorkomen, zijn open gezicht en zijn bruine, schouderlange haar – zo dik en golvend is dat het wel een pruik lijkt – ook nog eens als twee druppels water op die grootste liefdesprediker aller tijden die zo’n tweeduizend jaar geleden in Bethlehem werd geboren.

Je zou er bijna in gaan geloven, in die wederopstanding. 

(photo credit: iTunes Festival)
0 Comments

    Archives

    September 2022
    March 2022
    December 2020
    January 2020
    December 2019
    May 2019
    October 2018
    April 2017
    March 2017
    October 2016
    January 2016
    September 2015
    August 2015
    June 2015
    March 2015
    February 2015
    January 2015
    December 2014
    November 2014
    October 2014
    September 2014

    RSS Feed

Powered by Create your own unique website with customizable templates.